Al langer gaan er stemmen op om kinderen eerder bekend te laten worden met programmeren. Ze krijgen door programmeerles niet alleen ervaring in het werken met computers, maar verwerven bovenal vaardigheden om problemen op te lossen: analytische vaardigheden waar ze hun hele leven profijt van hebben. Dick Verweij, die als Software Developer bij AFAS Software werkzaam is, bezoekt basisscholen door het hele land om kinderen een proefles programmeren te geven. Denk bij programmeren op de lagere school niet aan het technische programmeren met gebruik van code; Verweij leert de kinderen op spelende wijze om analytisch en oplossingsgericht te denken.
“Je ziet het plezier op de gezichten als ze een opdracht hebben voltooid. Ze zijn dan oprecht verbaasd en blij dat het ze gelukt is”, vertelt hij enthousiast. Verweij ziet op sommige scholen gedateerde hardware. Ook constateert hij dat nog niet alle docenten open staan voor programmeren. “Daar zouden de schooldirecties verandering in kunnen brengen.”
Door te oefenen met programmeren, leren kinderen op een analytische manier problemen op te lossen. En als je analytisch of strategisch leert denken en plannen, kan je later meer divers werk doen. Verweij: “Het komt er op neer dat ze leren om tot een oplossing te komen door kleinere, meerdere stappen te nemen. Het is belangrijk om het oplossen van problemen op jonge leeftijd te leren. Als ze later in het ‘echte leven’ ergens tegenaanlopen en ze zien welke parameters ze moeten aanpassen, dan zijn ze in staat het probleem met die manier van denken sneller op te lossen.” Programmeren onderscheidt zich daarmee van andere vakken zoals geschiedenis, waarbij het in grotere mate draait om het onthouden van feiten.
Naast het probleemoplossend denken, oriënteren leerlingen zich ook op klantgericht denken en ontwikkelen ze empathie voor de gebruiker van hun applicatie. Een van de oefeningen die Verweij met de leerlingen doet, is het programmeren van het spel Flappy Bird, waarbij deelnemers een vogel moeten laten vliegen. “Daarmee leren ze hoe een speler van het spel denkt en om dat als uitgangspunt te nemen. Het gaat over de lange termijn helemaal niet om het daadwerkelijke programmeren. Het gaat veel meer om het denken in stapjes, je leren verplaatsen in de gebruiker en bijvoorbeeld de ervaring die je opdoet als je je zelfontwikkelde programma presenteert.”
De leerlingen die Dick Verweij bezoekt, leren met behulp van een visuele taal programmeren. De leerlingen zien blokjes met daarin een bepaalde eigenschap en leren door het schuiven met die blokjes hoe programmeren werkt. Zie ook de bijgevoegde illustratie. “Ze gaan spelenderwijs aan de gang. Doordat de code op visuele manier is verbeeld, is het nog heel duidelijk. De programmeertaal is dan ook nog niet zo belangrijk in die fase; ze leren hiermee namelijk het beginsel van programmeren. “
De opdrachten die de leerlingen volbrengen variëren. “Denk aan een heel simpel probleem, zoals aan de overkant komen, waarbij je alleen maar blokjes hoeft te selecteren waarmee je rechtdoor gaat in het betreffende spel. Maar juist de meer complexe puzzels vinden ze heel leuk, waarbij je bijvoorbeeld een proces moet optimaliseren of zelfs een eigen game moet ontwikkelen.” De vergelijking met het populaire computerspel Minecraft, waarbij kinderen een eigen wereld bouwen, is dan ook snel gemaakt. “Net als bij Lego, zorgt Minecraft voor ruimtelijk inzicht. Je leert problemen oplossen en maakt dingen die je met je fantasie hebt bedacht. Al is het vechten bij Minecraft niet per se goed voor de ontwikkeling van kinderen, het spel kent wel degelijk didactische kwaliteiten.”
Dick Verweij ziet als vrijwillig docent programmeren veel kinderen van verschillende leeftijden en heeft dan ook een indruk gekregen vanaf welke groep de leerlingen ontvankelijk zijn voor programmeerlessen. “Een van mijn collega’s heeft een programmeerles in Alkmaar verzorgd voor groep zes. Het is goed mogelijk om programmeren aan kinderen van een jaar of negen of tien te leren; dat is een prima leeftijd om met het visuele programmeren te beginnen. Toch worden de eerste stapjes op het gebied van programmeren doorgaans in groep acht gezet. Die kinderen zijn mobieltjes en apps gewend, waardoor iedereen de programmeerles haalt – ongeacht het niveau van de leerlingen. Al is de één natuurlijk sneller klaar met de opdrachten dan de ander, waarna ze de kinderen helpen die nog niet klaar zijn.”
Veel kinderen reageren bijzonder enthousiast op de programmeerles, merkt Verweij op. Soms zijn ze nog wel enthousiaster dan de docenten, die initieel soms kunnen schrikken door het imago dat programmeren heeft. Zo denken ze bijvoorbeeld dat het bijzonder veel technische vaardigheden vergt om het programmeren te begrijpen, terwijl het visuele programmeren het voor de gebruiker juist toegankelijker maakt. Anders was het voor de leerlingen überhaupt niet mogelijk is een les af te ronden. “De leerlingen ontvangen vervolgens een certificaat, omdat ze hun eerste programmeerles hebben afgerond. Ze zijn vaak heel erg blij en trots op hun werk. Veel kinderen gaan er in hun vrije tijd mee door en weer anderen maken hun eigen games.”
Leerlingen worden tijdens de programmeerlessen uitgedaagd om een game te maken of een handeling te optimaliseren. Daardoor leren de kinderen ook om out of the box te denken en wordt hun creativiteit geprikkeld. Ze ontwerpen zelf (simpele) computerspelletjes, wat volgens Verweij niet alleen voor jongens weggelegd is. “Een van de meisjes in een klas was waar ik een les verzorgde, was verder gegaan met programmeren na afloop van de les. Ze deed even later mee met de Bever programmeerwedstrijd – een landelijke wedstrijd waarbij verschillende prijzen te winnen zijn als programmeeropdrachten het beste worden uitgevoerd. Die stereotypen blijken dus echt achterhaald.”
“Ik verwacht wel dat het curriculum aangepast wordt in de komende tien jaar. Het zou bijvoorbeeld mogelijk kunnen worden om een halve dag te programmeren. Je zou dan in teams of klassikaal een programma kunnen maken op school. Het onderwijs lijkt steeds meer digitaal te gaan worden.” Dat brengt ons op de vraag of de scholen in Nederland klaar zijn voor die toekomst. “De meeste computers op de scholen waar ik kom lopen achter. Dat is zonde. Je moet goed op het internet kunnen browsen en de meeste computers die ik tegenkom, kunnen dat maar nét. Een Chromebook, om iets te noemen, werkt al veel beter.” Zijn we dan alleen maar afhankelijk van de hardware? “Nee, dat niet. De docenten moeten voor programmeren openstaan en toch een beetje bekend met de moderne technologie zijn. Het is dan ook echt aan het schoolbestuur om hun docenten daartoe aan te sporen. Als de hardware ge-update wordt en de docenten hun mindset veranderen, dan is er veel mogelijk. Ze hoeven echt niet te leren programmeren, maar openstaan voor het leren oplossen van problemen.”
Er zijn al veel programmeerlessen te vinden op code.org, waar talloze leerlingen al hun eerste stapjes hebben gezet als het aankomt op programmeren. Code.org is een initiatief dat gesteund wordt door de grootste techneuten van deze wereld, zoals Bill Gates (de oprichter van Windows) en Mark Zuckerberg (de oprichter van Facebook). De programmeerlessen die te vinden zijn op dit platform zijn gratis en Nederlands, zodat programmeren voor een breed publiek mogelijk wordt. Verweij gunt elke leerling het overwinningsmoment waarop ‘het kwartje valt’. “Dat is waar die kinderen zo van genieten. En dat geldt voor elk kind, niet alleen voor de nerds, maar ook voor de stoere kinderen. Dat is prachtig om te zien.”
Interview in Schoolmanagement Totaal met Dick Verweij - Software Architect bij AFAS Software