Dynamische samenwerking Universiteit Utrecht en AFAS Software

Ict zit in alle haarvaten van onze samenleving. En dat is mooi want Nederland heeft op dit vakgebied een naam hoog te houden. Samenwerking tussen universiteiten en het bedrijfsleven is voor Bas van der Veldt, ceo van AFAS, en Sjaak Brinkkemper, hoogleraar Software aan de Universiteit Utrecht, vanzelfsprekend. ‘Kennisinstellingen moeten een portaal maken waar het bedrijfsleven zich met zijn vragen kan melden.’

Dynamiek

In de ict-wereld is er een enorme dynamiek tussen universiteiten, hogescholen en het bedrijfsleven. Toch ziet Van der Veldt punten voor verbetering. “Als je breder kijkt dan de samenwerking die wij hebben met de Universiteit Utrecht dan moet ik constateren dat het nog steeds lastig is om het juiste loket te vinden bij veel kennisinstellingen. Het is echt noodzakelijk dat kennisinstellingen een portaal maken waar het bedrijfsleven zich met al zijn vragen kan melden. En wanneer ik naar een site ga van een hogeschool of universiteit, dan zou ik me als bedrijf ook aangesproken moeten voelen. Nederlandse kennisinstellingen richten zich mijns inziens wat te veel op toekomstige studenten.” Brinkkemper hecht aan een dynamische samenwerking. “Universiteiten zijn gericht op het primaire proces, dat bestaat uit studiepunten toekennen, gediplomeerden afleveren, artikelen publiceren en promovendi begeleiden. In dat rijtje komt samenwerking met het bedrijfsleven niet voor. Hoewel we daarin wel een taakstelling hebben, is er geen beloning voor. En we weten: geen geld, geen Zwitsers. Natuurlijk, er zijn stages, afstudeerprojecten en gastcolleges, maar je kunt terecht de vraag stellen of de BV Nederland niet behoefte aan meer heeft. Die vraag moeten we positief beantwoorden. Als wij in de ratrace – ik beperk me tot ict – verder willen komen en niet alle standaarden uit de VS willen halen, dan is samenwerking essentieel. Momenteel betalen we maar liefst 78 procent van alle softwarelicenties aan de VS. De vraag is dus: is er plaats voor innovatieve softwarebedrijven die meer betekenen in de wereld dan alleen uurtjes verkopen? Dat vinden wij als universiteit interessant.” Zowel Brinkkemper als Van der Veldt vindt de dynamiek tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven in Nederland te laag. Beiden kwalificeren hun intensieve samenwerking eerder als een uitzondering dan als gangbaar. Brinkkemper is van mening dat iedere hoogleraar op maatschappelijke stage zou moeten. “Dan kan zo’n wetenschapper eens ervaren wat voor problemen er in de echte praktijk leven.” Van der Veldt vult aan dat hoogleraren dan ook kunnen zien dat er geld zit bij het bedrijfsleven. “De meeste bedrijven willen heel graag meer gelden voor het onderwijs beschikbaar stellen maar dan willen ze wel weten waar en hoe dat geld besteed wordt.”

Focus

Natuurlijk kan Brinkkemper zich als wetenschapper niet alleen op AFAS focussen. Hij heeft ook goede contacten met bedrijven als Centric, GX en Planon. “Het is belangrijk om contacten bij diverse bedrijven te onderhouden om je wetenschappelijke doelstellingen te bereiken. Mijn doelstelling is studenten goed op te leiden in actuele en innovatieve thema’s. De innovatiekracht van de ict zit in het bedrijfsleven, niet bij universiteiten.

'Kijk naar Google, Microsoft en Amazon; de nieuwe vindingen komen niet uit een universitair laboratorium. Bedrijven hebben geld voor R&D. AFAS besteedt hieraan op jaarbasis zo’n 10 miljoen euro. We zijn nu afspraken aan het maken hoe onze studenten ook daarvan kunnen profiteren. Dat is overigens wel heel specifiek voor de software-industrie.” Brinkkemper heeft met Nederland ICT (brancheorganisatie voor ict-bedrijven, red.) een groot samenwerkingsverband. Dat heet de Software~VOC. Softwarebedrijven die software maken voor eigen rekening, zoals AFAS en Planon, en verkopen op de markt hebben zich sinds ongeveer acht jaar verenigd in dit samenwerkingsverband. Dat werkt uitstekend.” Voor AFAS zit de meerwaarde van de samenwerking in de eerste plaats in de studenten, mensen die met frisse ideeën van de universiteit afkomen. Maar het fundamentele onderzoek is eveneens belangrijk. Van der Veldt legt uit: “In het bedrijfsleven moet je vanwege de snelheid in het keuzeproces je beperken tot enkele opties uit het scala van mogelijkheden. In dat proces kan een universiteit ons echt goed helpen. Het komt zelfs voor dat als we de keuze al gemaakt hebben, we moeten tenslotte door, de universiteit ons helpt die keuze te onderbouwen. Dan kan het zijn dat die keuze heroverwogen moet worden. Dat heeft toch te maken met de enorme tijdsdruk die het bedrijfsleven ervaart.” Van der Veldt laat nogmaals weten dat hij het jammer vindt dat niet veel meer bedrijven en kennisinstellingen met elkaar werken op de manier zoals de Universiteit Utrecht en AFAS dat doen.

Significant

Uiteraard komt de discussie op de vraag is hoe relevant fundamenteel onderzoek is. Brinkkemper heeft bezwaar tegen het woord fundamenteel. “Wat wij hier onderzoeken gaat over de fundamentele aspecten van een softwaregeneratie. Zijn we in staat op hoog niveau ict-bewerkingen te beschrijven zodat we die onderliggende software kunnen gaan genereren? Daar doen we fundamenteel onderzoek naar. Wat ik zie, is dat veel collega’s zich bezighouden met sub-, sub-, subinsignificante vragen. Daar erger ik me aan. Het gaat om significant versus insignificant. In de softwareontwikkeling gaat het om het doorgronden van de basisprincipes. Wil je dat op een bepaalde schaalgrootte doen dan kan dat niet in een universitair laboratorium. Wij kunnen de benodigde investeringen in apparatuur en in mensen om grote stukken software te maken niet alleen opbrengen. Maar samen met de AFAS-crew kunnen we wèl grootschalige experimenten doen. Dat is zeer significant.” Van der Veldt wil nog wel verder gaan, het kan zelfs life changing zijn. “Wat kort door de bocht geformuleerd: wie zit er te wachten op een onderzoek waarom olifanten slurven hebben? Ik vermoed dat je vaak heel snel kunt achterhalen of we iets aan een onderzoek gaan hebben. De wezenlijke vraag die eraan ten grondslag ligt, is of wij als BV Nederland onderzoeksvragen als ‘waarom hebben olifanten slurven’ moeten financieren? Ik vind het behoorlijk spijtig als er allerlei briljante onderzoeken binnen de muren van de universiteit blijven hangen. In mijn optiek moet een onderzoek op enig moment te gelde te maken zijn. Het onderzoek naar de teruggang van het aantal bijen bijvoorbeeld is zeer significant, want de gevolgen daarvan kunnen heel verstrekkend zijn.”

Start-ups

Brinkkemper is van mening dat in ons onderwijs op een verkeerde manier de appreciatie voor bètavakken wordt aangeleerd. In Griekenland is de helft van de ict-studenten vrouw. Vol trots verhaalt hij over drie geweldige Griekse studentes die net afgestudeerd zijn aan zijn masteropleiding. In Griekenland kunnen zij geen baan vinden na hun bachelor. Vervolgens doen ze een master in Nederland en vinden direct daarna een baan. Brinkkemper: “De stelling dat bèta niet bij vrouwen zou passen is onzin! Dat is zo Nederlands.” Van der Veldt kaart een ander probleem aan waar hij tegenaan loopt, namelijk dat op de lijstjes van meest gewilde bedrijven bijna altijd grote – in zijn ogen enigszins treurige – bedrijven staan. “Ik zie jong afgestudeerden er toch niet genoeg over nadenken als ze voor zo’n gevestigde naam kiezen. De meeste alumni denken onvoldoende na over wat het betekent om in een MKB-bedrijf te gaan werken. Dat wordt ze op de universiteit ook niet geleerd. Ik had het heel prettig gevonden als in mijn studietijd daar eens een college aan zou zijn gewijd, waarin de voordelen van werken bij een groot bedrijf tegenover de voordelen van werken bij een MKB-bedrijf waren gezet. En laat ik erbij zeggen: wij gebruiken geen headhunters, hebben we niet nodig, we willen het zelf doen. Intussen hebben we een gevestigde naam zodat de mensen uit eigen beweging naar ons toekomen. Ik heb het idee dat die tussenlaag er ook een beetje uitgaat. De sociale media hebben de toekomst in dat opzicht.” Wanneer Brinkkempers studenten hun profiel op LinkedIn zetten, hebben ze binnen enkele uren een headhunter aan de telefoon. Hij waarschuwt zijn studenten niet meteen op voorstellen in te gaan maar rustig een keuze te maken en te denken aan het langetermijnperspectief.

Duurzaamheid

Duurzaamheid en ict kunnen heel goed met elkaar verbonden worden. Zo houdt één van Brinkkempers promovendi zich bezig met groene software. “We toetsen de hypothese of cloudsoftware groener is dan software die geïnstalleerd is op je eigen pc.” Van der Veldt: “Het mooie van ict is dat we steeds meer connected zijn waardoor we een beter beeld krijgen van alles wat we kopen en wat we weggooien. Wanneer we nu een pakketje naar Duitsland willen sturen en tegelijkertijd is er een ander bedrijf dat dit ook wil, dan kun je kosten besparen door die pakketjes in dezelfde vrachtwagen te vervoeren. Doordat we onwetend zijn op veel vlakken kunnen we geen gebruikmaken van de samenloop. Als je bedenkt dat wanneer een Amerikaan iets in de supermarkt koopt, dat artikel gemiddeld 2.400 km gereisd heeft, dan valt er nog vreselijk veel te winnen. Door ict weten we steeds meer en kunnen we ook naar een ander en bewuster consumptiepatroon gaan. Ict geeft veel informatie waardoor we betere beslissingen kunnen nemen. Gelukkig wordt privacy een bespreekbaar issue. Door Wikileaks en Edward Snowden zijn we nu echt wakker geschud. De rol van onderwijs kan ik niet genoeg benadrukken als het om privacy gaat. Vooral middelbare scholen moeten echt zeer alert zijn. Maar uiteindelijk is ict het leukste vakgebied. Ik geniet er elke dag van. En je doet oprecht wat goeds voor bedrijven, mensen en samenleving. Ict is verweven met alles.”

Meer weten over de software van AFAS voor onderwijsbesturen.

Bron: OnderwijsInnovatie maart 2014 - Sijmen van Wijk

Publicatie datum: 28 maart 2014 11:58